Kierkegaard, of zijn pseudoniem Vigilius Haufniensis (de 'wachter' van Kopenhagen), was de eerste die in de wijsgerige antropologie het onderscheid tussen vrees en angst nauwkeurig formuleerde en hanteerde: vrees betekent dat men bang is voor iets concreets, angst dat men bang is voor iets onbekends. Angst slaat op wat mogelijk is, maar er (nog) niet is. Daarom roept de confrontatie met de mogelijkheid van de vrijheid bij de mens angst op: angst voor de eigen mogelijkheden. Angst is een noodzakelijk stadium op weg naar de vrijheid, maar men kan daar ook in blijven hangen. Rond het centrale thema van de angst snijdt Vigilius Haufniensis een hele reeks thema's aan die in de latere geschriften van Kierkegaard uitgewerkt worden. Het begrip angst vormt het vierde deel in de serie Kierkegaard Werken.
Vertaling en verklarende aantekeningen: Jan Sperna Weiland
Geheel herzien door Frits Florin
Eindredactie van dit deel: Johan Taels en Paul Cruysberghs
Met een nawoord van: Frits Florin
Verschenen in de serie: Søren Kierkegaard Werken