Voetbal en filosofie: René ten Bos over het WK Voetbal

Oranjegekte, nationalisme of esthetiek. Hoe beleven filosofen het WK Voetbal? René ten Bos trapt af. ‘Voetbal heeft iets magisch. En het houdt het gesprek gaande.' Met nationale elftallen heeft hij weinig op, maar in dit pleidooi voor het clubvoetbal legt Ten Bos uit waarom voetbal een filosofische sport is.
Interview door Daan Borrel
'Het voetbal van het WK is geen echt voetbal. Natuurlijk, het is kwalitatief; sublimatie. Maar dan de paarsgekleurde dunne beentjes die uit wit glanzende broekjes steken op zaterdagochtend, of de eenzame keeper met enkel rokende schoorstenen achter zijn rug op zondagavond: dat is pas echt voetbal. Clubvoetbal.
Als jochie van acht, negen jaar ging ik naar mijn eerste echte, betaalde wedstrijd: FC Twente - Ajax. Het was legendarisch. FC Twente won met 5-1. De Enschedese club heeft een plekje in mijn hart. Waarom dat precies is? Dat kan ik niet uitleggen. Dat is iets magisch.
Wat me vooral tegenstaat aan het WK zijn de nationale elftallen. Er zitten spelers in Oranje die niet in mijn club zitten, hoe kan ik hun aanmoedigen? Daarnaast vind ik de nationalistische uitingen tijdens zo’n kampioenschap over de top. Als puber, in 1974, voelde ik al weinig affiniteit met de oranjegekte. Ik vond het vreemd dat je voor een van beide landen moest zijn. Het Nederlandse voetbalteam was zo arrogant toen. Maar o wee als je zei dat Nederland terecht verloren had.
Dat nationalistische is alleen nog maar erger geworden. De eerste wedstrijd van Nederland heb ik toevallig gekeken. In het café. Ik maakte een opmerking over de slechte techniek van de Nederlandse spelers. Daar werd agressief op gereageerd. Voortaan niet meer naar het café dus.
Wat je ook ziet in cafés: van die nepliefhebbers. Ze gaan nooit naar een wedstrijd, maar met het WK staan ze ineens vooraan in hun oranje jurkjes. Feest- en gelukzoekers. De sociologische verklaring daarvan is dat mensen op zoek zijn naar identiteitsbevestiging. Een saamhorigheidsgevoel. De filosofische verklaring is dat het tegenwoordig vooral gaat om wat er in het publiek gebeurt, en niet in de wedstrijd zelf. Een positieve uitslag is al voldoende voor een feestje. Er is geen betrekking meer tussen het publiek en de wedstrijd, het voetbal. Het contact is maar heel losjes. Scoort Spanje tegen Nederland, dan kijkt het publiek even getreurd. Maar zodra er een camera in hun gezicht wordt geduwd, lachen ze meteen weer. Bij clubvoetbal zijn die betrekkingssystemen veel hechter. Dat zijn de echte liefhebbers.
Als ik al kijk naar het WK, dan is het naar mooi voetbal: Costa Rica, Colombia, Chili. Op de Belgische of Duitse zenders. Het Nederlandse commentaar vind ik maar niks. Die Belgen noemen Van Gaal gewoon Louis. ‘Louis heeft het allemaal weer voor elkaar’, zeggen ze bijvoorbeeld. Er zit venijn in, en ironie.
Voetbal is een filosofische sport. Dat heeft drie redenen. Ten eerste tart het de logica. Niemand voorspelde dat Costa Rica nu door is, ten koste van Italië en Engeland. Voetbal speelt met onwaarschijnlijkheid. Daarnaast is ook morele rechtvaardiging een onderdeel van voetbal. Daar zit de tragiek. Alle technologie ten spijt, foute beslissingen vermijden we nog steeds niet. Winnende penalty’s die ten onrechte zijn weggegeven, dat ontketent vragen, discussies waar je niet uitkomt. Ik vind niets leuker dan urenlang over voetbal praten. Totaal onbelangrijk, maar het houdt het discours gaande. Mijn zoon is ook voor FC Twente − daar heb ik natuurlijk wel voor gezorgd. Zeker twintig zondagen per jaar rijden we samen vanuit Nijmegen naar Twente. Voetbal genereert communicativiteit.
De esthetiek van het spel is de derde reden waarom voetbal een filosofische sport is. Mensen realiseren zich te weinig wat voor een moeilijke sport het is. Ga maar eens op zondagochtend bij het amateurvoetbal kijken, dan zie je het verschil. De bevalligheid van sommige spelers. De intelligentie in hun voeten, dat is zo mooi.
Nogmaals, het voetbal dat we nu in Brazilië zien, representeert voor mij niet wat er elk weekend gebeurt. Mijn beeld van voetbal wordt niet bepaald door die sterren, maar door lokaliteit. Echt voetbal verenigt mensen en culturen: elke zaterdag en zondag komen in weer en wind al die vrijwilligers samen op het veld. Mensen moeten samenwerken. En dan het geklungel met die bal. Niet alleen om die bal, maar met de bal als zodanig. Totale melancholie.’
Van René ten Bos komt dit najaar het boek Water uit. Eerdere titels van zijn naam zijn: Stilte, geste, stem; Het geniale dier en Bedrijfsethiek.
Lees hier de andere artikelen in de reeks Voetbal en filosofie.