Vrijheid gelijkheid broederschap. Top 5 Maarten van den Heuvel

Vanaf eind deze week is het nieuwe boek van Maarten van den Heuvel beschikbaar: Vrijheid gelijkheid broederschap. In dit boek onderzoekt hij welke rol de oude waarden uit de Franse Revolutie vandaag de dag nog spelen. Zijn vrijheid, gelijkheid en broederschap nog relevante waarden en zijn ze verenigbaar met de laatste wetenschappelijke inzichten? In dit artikel bespreekt Van den Heuvel 5 boeken die hem hebben geïnspireerd bij zijn onderzoek.
5. Jonathan Israel – Radicale verlichting
Mijn boek gaat over waarden. De waarden die wij kennen als de waarden van de Franse revolutie: vrijheid, gelijkheid en broederschap. En dan met name over de rol die zij vandaag de dag nog (kunnen) spelen. Hoewel de leuze pas ver na de Franse revolutie werd geïnstitutionaliseerd, kunnen we de gedachte erachter terugvoeren op het gedachtegoed dat ten grondslag lag aan diezelfde Franse Revolutie. Historicus Jonathan Israel omschrijft dat gedachtegoed als de ‘radicale verlichting’, waarmee hij onder meer verwijst naar een verzameling basisprincipes die bestaan uit democratie, persoonlijke vrijheid van leefstijl, volledige vrijheid van denken, spreken en drukpers, scheiding van kerk en staat en de stelregel dat ‘alle mensen dezelfde basisbehoeften, rechten en status hebben, ongeacht hun overtuiging of tot welke religieuze, economische of etnische groepering zij behoren’. Israel schreef er een indrukwekkende cyclus over met zijn titels Radicale verlichting, Verlichting onder vuur en Democratische verlichting. Het dunnere Revolutie van het denken laat zich lezen als handzame samenvatting van zijn werk.
4. Arjo Klamer – In hemelsnaam!
Tegenwoordig wordt nog wel eens betoogd dat we de samenleving zo veel mogelijk waardenvrij moeten bekijken. Dat uit zich onder meer in de dominantie van economie in het denken over de inrichting van de maatschappij: veel economen beschouwen hun vakgebied tenslotte als waardenvrij. Volgens mij is dit onterecht. Een groeiend aantal economen vindt dat ook. In Nederland geldt dat met name voor de hoogleraren Irene van Staveren, in het boek The Values of Economics. An Aristotelian Perspective, en Arjo Klamer. In zijn boek In Helmelsnaam! betoogt die laatste dat economie nooit het doel kan zijn waar het leven om draait: 'Dus moeten we buiten de economie opereren om dat wat echt van waarde is te verwezenlijken. Niet een sterke economie of een doeltreffende overheid bepaalt de kwaliteit van het leven, maar een vitale en krachtige samenleving.'
3. Rutger Claassen – Het huis van de vrijheid
Filosoof Rutger Claassen was een van de dragende sprekers in de eerste aflevering van onze televisieserie ‘Vrijheid, gelijkheid en broederschap’ waar mijn boek van is afgeleid. In zijn boek Het huis van de vrijheid schetst hij hoe vrijheid dominant is in het discours van bijna alle politieke partijen. Allen claimen ze te weten wat vrijheid echt betekent. Claassen stelt dat vrijheid nog steeds een goed uitgangspunt kan zijn voor het politieke bestel, maar dat er dan wel een ‘rijkere vrijheidsopvatting’ nodig is dan degene die nu dominant is. Daarbij spelen staat en gemeenschap een centrale rol: ‘De staat biedt de mogelijkheid überhaupt in een politieke gemeenschap te leven die burgers alle noodzakelijke voorwaarden voor hun autonomie kan waarborgen. Vrijheid is alleen mogelijk dankzij een stabiele politieke gemeenschap, en zo’n gemeenschap is alleen mogelijk als de leden haar een warm hart toedragen.'
2. Martha Nussbaum – Mogelijkheden scheppen
In het denken over vrijheid wordt wel een onderscheid gemaakt tussen het ontbreken van beperkingen en het hebben van mogelijkheden. De Engelse filosoof Isaiah Berlin heeft veel bijgedragen aan de focus op het eerste, waardoor het denken over het tweede gaandeweg meer naar de achtergrond is verdwenen. Amartya Sen (zie onder andere zijn boek Development as freedom) en Martha Nussbaum zijn de twee belangrijkste denkers die hebben bijgedragen aan een herwaardering van het idee dat als mensen cruciale vermogens ontberen, dat een beperking van hun vrijheid betekent. Ieder mens heeft volgens Nussbaum en Sen recht op een aantal basale zaken, zoals een normale levensduur, lichamelijke gezondheid gedurende dat leven, lichamelijke integriteit, een gezonde emotionele ontwikkeling, kritische reflectie op het eigen leven, sociale aansluiting en een zekere mate van controle over de omgeving via zaken als democratie en werk. Om dat mogelijk te maken moeten de vermogens die daarvoor nodig zijn ontwikkeld kunnen worden, bijvoorbeeld door middel van onderwijs. Onder hun leiding is dan ook een beweging ontstaan die vrijheid zoekt in het vergroten van de mogelijkheden en vermogens (capabilities) van mensen. Nussbaum heeft de meest toegankelijke uitwerking van dit denken neergelegd in haar boek Mogelijkheden scheppen.
1. Antonio Damasio – Ik voel dus ik ben
Veel economen doen bij het werken met hun modellen aannames over menselijk gedrag. Die aannames betreffen steevast de eigenschappen van de homo economicus. Deze menssoort leeft elke dag om door het najagen van materiële overvloed te voldoen aan zijn hebzuchtige wensen. Hij snapt uitstekend wat hij wil bereiken, beschikt over alle relevante informatie en berekent voor al zijn opties welke opbrengst het hem kan opleveren en hoe waarschijnlijk dat is. Hij kiest vervolgens heel rationeel de optie die hem het meeste oplevert tegen de laagste kosten. Nutsmaximalisatie noemen economen dat. Emotie speelt daarbij geen rol. De laatste jaren is het vak gedragseconomie steeds populairder aan het worden. Gedragseconomen doen geen aannames over menselijk gedrag, maar onderzoeken hoe ze zich daadwerkelijk gedragen. Bekende gedragseconomen zijn Daniel Kahneman (Thinking, fast and slow) en Dan Ariely (o.a. Predictably irrational). Neuroloog en psycholoog Antonio Damasio heeft met zijn onderzoek naar de rol van emoties bij onze beslissingen veel aan dit denken bijgedragen. Hij kwam tot de conclusie dat ‘Ik voel, dus ik ben’ de waarheid wellicht dichter benadert dan Descartes’ beroemde ‘Ik denk, dus ik ben’.