Lezing Herman van Praag - Pendelen tussen vernuft en verbeelding. Deel 1

Woensdag 11 december 2013 gaf Herman van Praag de lezing 'Pendelen tussen vernuft en verbeelding' ter ere van het verschijnen van zijn nieuwe boek 'Het verstand te boven - Beproevingen van een verstandig mens' bij Uitgeverij Boom. Op Boomfilosofie.nl verschijnt de exclusieve publicatie van de lezing in twee delen. Dit is het eerste deel.
Ik ben geen filosoof. Ik denk wel na; gebruik mijn verstand dus. In die zin beschouw ik mijzelf als een verstandig mens. Dit gezegd hebbende stel ik vast, dat ik ook graag de grenzen van het vernuft opzoek, daar overheen reik en het rijk van de verbeelding binnenga, een domein van onbegrensde mogelijkheden. Er doemen dan beelden en gedachten op die mijn verstand overstijgen, terwijl ze me intellectueel en emotioneel toch sterk raken. Ik ga ze niet uit de weg, schuif ze niet opzij als irrelevant. Ik geef ze een plaats in mijn leven. Ik begrijp graag en verbaas me graag.
Vernuft en verbeelding, het zijn twee manieren om de werkelijkheid te benaderen en te ervaren. Vernuft analyseert; verbeelding creëert, voegt elementen aan de concrete werkelijkheid toe. Vernuft en verbeelding, het zijn complementaire grootheden, geen tegendelen. Het bestaan krijgt nu eenmaal meer perspectief met beide ogen open dan met één.
Aartsvader Jakob droomde over een ladder die op de aarde stond en helemaal tot aan de hemel reikte. Hij zag daarlangs Gods engelen omhoog gaan en afdalen. Een schilderij van dit tafereel prijkt op de omslag van mijn boek. Ik deed wat Jakob droomde. Ik richtte, bij vol bewustzijn, een ladder op tussen de aarde en de hemel, tussen het materiële en het spirituele, het rationele en het irrationele, tussen vernuft en verbeelding. Dusdoende ben ik in staat geweest wetenschappelijk werk te combineren met een actieve belangstelling voor het religieuze leven.
Voor ik verder ga een kort intermezzo. Wat versta ik onder de begrippen vernuft en verbeelding?
Vernuft stel ik niet gelijk aan verstand. Verstand definieer ik als het vermogen kennis op te doen; dat wil zeggen, gegevens te verzamelen, vast te leggen en in de praktijk toe te passen.
Vernuft is net iets meer. Het is verstand plus. Verstand plus een creatief element. Verstand plus doorzicht. Vernuft stelt in staat samenhangen te doorzien die niet zo voor de hand liggen en daar conclusies uit te trekken. Vernuft omvat het vermogen perspectivisch te denken. Met verstand alleen wordt een samenleving in stand gehouden, met vernuft wordt die vooruit geholpen.
Verbeelden is de tegenpool van vernuft. Dát proces speelt zich af buiten de rationele sfeer. Men roept naar believen beelden op, of denkt zich dingen in die buiten de concrete werkelijkheid vallen, niet waarneembaar, niet meetbaar zijn, die rationele grond missen. Zij bezitten werkelijkheidswaarde, maar alleen voor het belevende subject.
Verbeelden is een bij uitstek creatief proces. Het is wat dit betreft de pendant van het vernuft. Vernuft verschaft nieuwe inzichten, verbeelding nieuwe uitzichten. Ik kom op het proces van verbeelden zo dadelijk nog terug.
Nu terug naar het hoofdmenu.
Het boek dat vandaag wordt gepresenteerd maakt deel uit van een geschreven tweeluik, met als thema verwikkelingen die zich kunnen voordoen in het grensgebied van vernuft en verbeelding. Productieve en meer bedenkelijke verwikkelingen.
De laatste, de meer bedenkelijke (onder meer), komen in dit ‘paneel’ aan de orde. Zo kan er sprake van zijn dat het vernuft overrekt raakt. Ideeën die op zichzelf goed verdedigbaar zijn, worden tot het uiterste doorgetrokken, waardoor ze het absurde gaan naderen; het verstand te boven gaan, in ieder geval mijn verstand. ‘Jede Konsequenz führt zum Teufel.’
Brein-fetisjisme komt binnen dit raam aan de orde: de opvatting dat de individuele mens in al zijn aspecten te definiëren valt in termen van hersenbiologie. Het individu wordt herleidbaar geacht tot een aantal meetbare hersenfuncties. Het brein wordt geacht de zon te zijn waaromheen ons hele bestaan draait! Om Swaabs slogan te gebruiken: ‘Wij zijn ons brein’.
Het brein zou bepalen wie en wat wij zijn: onze identiteit, onze authenticiteit, onze selfhood, wat ik zelf onze geest noem.
Die opvatting wordt neuraal determinisme genoemd. Het is een extreme vorm van materialisme. Plastisch uitgedrukt betekent dit dat ik als psychiater in principe het gesprek niet meer behoef. Een formulier met neurobiologische uitslagen kan mij t.z.t. een brede kijk verschaffen op de persoonlijkheidsstructuur van mijn patiënt, zijn sterke en zwakke kanten, zijn levens- en ontwikkelingsgeschiedenis, zijn klachten, zijn zorgen, zijn noden en zijn verwachtingen. Dat komt mij voor als een fictie van een gigantisch formaat. Zo ooit, zal dat mijns inziens pas het geval zijn als de Messiaanse tijd is aangebroken, aangenomen dat ook de natuurwetenschappen in de glorie van dat tijdperk zullen delen.
Ik ben dan ook een andere mening toegedaan. Ik acht mijzelf een uniek wezen, anders dan enig ander mens op deze aarde. Dat geldt voor ieder van ons. Ieder voor zich is een unicum. Beroepshalve en als persoon ben ik in dat unieke portret geïnteresseerd. Ik vind dat portret in het brein niet terug. De biologie helpt niet het portret van een ander te achterhalen. Dat geldt ook voor mijn eigen portret: daar is introspectie voor nodig, niet inspectie van mijn brein. Ik ben er dankzij mijn brein, maar ik ben niet mijn brein. Ik ben bovenal mijn geest. Een ander die ik ontmoet, is evenmin zijn brein. Het brein leent zich er niet toe een mens als individu te karakteriseren.
Als wij inderdaad ons brein zouden zijn, als ‘de geest het product is van hersencellen’, dan geldt dat mutatis mutandis ook voor religiositeit, zijnde een integraal onderdeel van onze geest. Dat is inderdaad de opvatting die in kringen van neuraal deterministen wordt gehuldigd. ‘Dat wat we religieus geloof noemen, is een brain state’, een product van abnormaal functionerende hersencellen.
Ik huldig ook die mening niet. Hersenonderzoek zal ons geen inzicht verschaffen in wat religieus geloof betekent in een mensenleven, en evenmin in de inhoud van dat religieuze leven. Over de oorsprong van dit fenomeen heeft de hersenonderzoeker niet veel anders mee te delen dan dat het fenomeen zonder hersenen niet zou bestaan. Die dooddoener brengt ons niet verder.
Neuraal deterministen achten religiositeit een archaïsch fenomeen, een toevluchtsoord voor de dommen, waarmee tijdens de Verlichting werd afgerekend. Ik zie dat anders. Religiositeit is een potentiële lichtbron, waarmee een bestaan verlicht kan worden in de dubbele betekenis van dat woord. Het kan een leven minder zwaar maken, gemakkelijker te dragen en er licht op werpen door de zin van dat leven duidelijker te profileren. Religiositeit dempt het licht in een bestaan niet. Het versterkt de lichtintensiteit.
Een derde stelling die men in kringen van neuraal deterministen verneemt, is dat de mens niet over vrije wil zou beschikken. Ons gehele bestaan zou voorbestemd zijn, niet door God, maar door ons brein. Een neurobiologische predestinatieleer. We denken wel dat we zelf beslissingen nemen, maar dat lijkt maar zo. Onze hersenen zouden al voor ons beslist hebben voordat wij zelf menen een beslissing te hebben genomen. De hersenen zijn ons te snel af. Zij zouden voorgeprogrammeerd zijn door genetische factoren en door invloeden die inwerken tijdens en kort na de zwangerschap. Die programma’s bepalen ons doen en laten in ons verdere leven, niet ons ‘zelf’.
Die opvatting wekt mijn opperste verbazing. Ik weet dat we vaak minder rationeel handelen dan we denken, dat ons handelen mede bepaald wordt door factoren die ons niet of slechts ten dele bewust zijn, maar dat betekent niet dat de mens een robot is, bestuurd door zijn eigen hersenen.
Ik geloof wél in de vrije wil. Ik meen dat ik met behulp van deze faculteit mijn leven in belangrijke mate heb gemodelleerd. Dat leven is mij niet overkomen. Ik bouwde het zelf op. Mijn brein stelde mij hiertoe in staat. Het was niet de bouwheer.
Ik houd het er voorlopig maar op, dat de mens zelf verantwoordelijk kan worden gehouden voor wat hij doet en nalaat, dat dat niet kan worden afgeschoven op zijn voorgeprogrammeerde hersenen. Ik ben geen ledenpop wiens hersenen aan de touwtjes trekken.
Als het verloop van ons leven inderdaad grotendeels voorbestemd zou zijn, dan verbleken de begrippen ‘zin’ en ‘zingeving’ tot kleurloze hulzen. Wat heeft het voor zin over zingeving te denken als je levensloop, op zijn minst in grote lijnen, al is vastgelegd? Als er van vrije wilsbesluiten geen sprake zou zijn, dan zou het leven smakeloos, doelloos en daarmee zinloos zijn. Dat maakt de opvatting dat de vrije wil niet bestaat zo gevaarlijk. Zingeving brengt een leven op smaak, gebrek aan zingeving legt er een grauwsluier overheen. De vrije, zelfbewuste mens creëert een bestaan dat hij zinvol acht. Dat doet hij zelf. Die zin is niet in een of ander programma voorgebakken.
Lees hier het tweede, afsluitende deel van de lezing van Herman van Praag
In het radioprogramma 'Dit is de Zondag' sprak Herman van Praag over zijn boek. Beluister hier de uitzending.